Stationair

Maak je leeg, zet je hoofd op
zeven, vergeet je consistente
zelf, geef en leef je helemaal

uit, geef gas, maar niet te veel,
overweeg een pas of twee,
maar niet te veel, ken je zelf

op je plaats, mars, dit is er allemaal
voor iedereen en zijn moeder, dit
is het, verhip

hoeveel zit er wel niet
achter dichte deuren, ontluikende
gebruiken, rituelen om ons dood

en demonen van het lijf te houden, een oud
testament, getuige
van de ontelbare

ontelbaarheid.
Zoals in de liefde de zon
en de andere sterren.

© Danny Habets, december 2022

De moraal van het verhaal

Een burgerlijk sonnet

Je maakt je zorgen om mijn ziel:
hij is gevlekt tot op de bodem.
Maar tussen die oneffenheden
schuilt nog voldoende leegte.

Je maakt je zorgen om hoe diep
ik zit: ik berg heel wat doden
in mijzelf. Toch ben ik tevreden
met deze kans op overleven.

Er zijn momenten in de tijd.
Ik heb geen verdienste én geen
indicatie van onsterfelijkheid

helaas: mijn nu verdwijnt in toen.
En waar het heengaat, is het weg meteen.
Ik had het nog zo netjes willen doen.

© Danny Habets – begin december 2022

De naakte feiten

Ik word geregeld, aan jou blootgesteld.
Je neemt mij in, je daagt mij uit:
in jouw ontheemd zijn ben ik thuis.
Wat wil je toch met alle geweld?

Je neemt mij in, het is niet pluis
wat er gebeurt, want ik word kalltgestellt.
Je zegt: het enige wat heden telt
is het redden van je eigen huid.

Wij smolten samen tot één vage hoop
en zetten onze zielen te goedkoop
in etalages en niemand kijkt meer om.

Nu zit ik met de brokken van mijn zelf.
De delen samen zijn nog niet de helft
van hun te vlot gemaakte optelsom.

© Danny Habets – eind november 2022

Hanenpoten

Ik grossier al levenslang in hanenpoten.
Schrikaanjagend is mijn handschrift:
De letters lijken in’t papier gegrift,
En elke pagina lijkt doorschoten.

Al schrijvend raakt mijn hoofd op drift
En lijk ik nogal vastbesloten
Om mijn aanwezigheid te vergroten,
Door hels te pennen met een stift.

Maar jij, o Tijd, lacht en smaalt.
Ik ren, maar schrijf niet snel genoeg,
Al begon ik nóg zo vroeg.

Vergeefs de haast die mij voortdrijft,
En mijn leven uit mij schrijft:
Ik word met elke letter ingehaald.

© Danny Habets, oktober/november 2022

Eiland

Als een eiland voor de kust
dat op zijn lauweren rust
en geen benul waarheen te gaan
ondanks de oceaan
aan mogelijkheden

soms met de rug het vasteland
vermijdend soms overmand
door heimwee naar niet weten
hoe te wenden de steven
al die mogelijkheden

zo blijft dit scheepje liggen
zo stuurloos zo eenzaam
overgeleverd aan de vissers
en de golven der branding

© Danny Habets, oktober 2022

Moord in de morgen

Door de ramen sijpelt vocht. De ochtend
spreekt door kieren en kozijnen.
Steeds weer lijken te verdwijnen
Dromen, die om het hardste vochten.

Lees: het langzaam wegkwijnen
van wat dierbaar was, de tochten
door de uiterwaard, de bochten
die de zon doen schijnen.

Welke dood moest ik verduren,
welke regels richtten deze gure
schijnvertoning, dit ontgaan?

Kunnen wij de staf breken?
Kunnen wij wel iets bespreken
wat wij nauwelijks verstaan?

© Danny Habets, oktober 2022

Lippendienst

In een stationwagen word ik
Afgevoerd. Ik schrik
van het toneelstuk dat wordt
opgevoerd. Het is te kort.

Ik wil nog zoveel dingen,
een vrolijk Paaslied zingen,
en veel lamento’s horen,
nog lang niet toe aan eng’lenkoren.

Dit geeft wel te denken: een mis
waarin men zich vergist.
Het vroege tijdstip onverdiend.

Bewijs ik jou een dienst,
Al is het met de lippen,
Laat je mij dan ook niet glippen?

© Danny Habets, oktober 2022

Ervaring

Genezen is beter dan voorkomen
want anders is er niet geleefd

schade en schande zijn broodnodig
zolang er niet gegeten wordt

(in de maag pas wordt men wijzer,
in de darmen krijgt men spijt)

laat dus het brood tot mij komen
een slechte bekomst is pas feitelijk

als de spiegel waarvoor je staat
niet over zijn nek gaat

© Danny Habets, september 2022

Ganzen in formatie

Is het weer zover?
Dat ganzen ons erop wijzen?

Hun krijten doet verstijven
het venijn van de hoop

verwachtingen. Hun bericht
is stichtend, zij delen in formatie

mee wat wij al weten.

Zij ontvluchten hier de herfst,
maar ook wat vliegt bederft!

© Danny Habets, september 2022.

Gebroken wit

Ben ik gekleurd genoeg,
Voor de rechtvaardiging van een bestaan?
Of houd je altijd je groene vinkjes
Beschuldigend tegen me aan?

Mijn huid is vijftig tinten: van roze
Tot lichtbruin, gevlekte snit.
Toch zie jij, met hetzelfde rode bloed,
Mij hardnekkig als te breken ‘wit’.

Natuurlijk kunnen wij kleuren lezen,
Wij zien de letters van je leed.
Maar minst van alles zijn wij wit of zwart.

Zijn wij niet allen eenzame ikken?
Een keuze: in onze verdeeldheid stikken,
Of een feest dat de verbeelding tart?

De vlag halfstok

Je bent een mispunt
met je flanelletje en je fondsbril
een frik van de fröbelschool
met je appelflauwtes
                je boordeknoopje
                je directoire
                (oh la la!)

verwacht je een klabak
een kolenboer met zulke kolenschoppen
                die in zijn jekker
                de handkar trekt
zijn pilo of plusfour op halfzeven
maar mieters op zijn tijd?

ik kan je nu al zeggen
geen boudoir met antimakassars
(de canapé, de asla nog niet meegerekend)
                zal mij verleiden
                voorbij je vestibule
                te verwijlen

al kookt de melk over
al vliegt de Hollander
al speel je met je sokophouder

© Danny Habets, december 2021

Triptiek

Een gedicht in drie panelen

(1 – linkerpaneel)

als een bol zonder einde, begrijpelijk en voelbaar
zolang men niet beweegt
de tranen wist
men de korrels van zijn jas veegt

driemaal drie is negen
zolang men niet beweegt
en ieder zingt zijn eigen lied
(o, de muziek der sferen)

of zien we iets
vierkant over het hoofd
dronken van het draaien
de kwadratuur van het heilig vuur?

(2 – middenpaneel)

omdat dit punt in de ruimte bevriest
tijdelijk tijdloos: het vuur verliest

zijn zuurstof, waardoor men opbrandt
in zichzelf, moment zonder momentum (zoals

het klokje overal tikt
en men dus nergens thuis is)

zodra de bron ontwaakt watert hij
met volle teugen omlaag

de steen wil niet meer deugen,
volledig uitgewoond

(3 – rechterpaneel)

zodat men dwaalt en verdwaald raakt
(het licht scheert even voorbij, de tijd

was er rijp voor). Nu, verblind
door zijn helderheid

zwerf je zonder zicht
door het labyrint:

het middelpunt overal,
en de omtrek nergens

© Danny Habets – 2021

Demonisch

Een jongen was ik
die met het meisje speelde

Een meisje was ik
Dat de jongen bespeelde

Ook bloeide ik, bloedend

Ook sprong ik
Als een vliegende vis

Een zwemmende vogel
In volle vaart

uit de zee omhoog,
Maar onbewogen

© Danny Habets – ergens in juli 2021, naar een fragment van Empedokles.

Steen der wijzen

#

Laat de steen maar aan zichzelf denken.
Hij heeft immers alle tijd,
raakt het spoor niet bijster en kwijt
Zich uitstekend van zijn zijn.

De plant zal geen gedachte schenken
Aan mijn of jouw bestaan.
Hij denkt er gewoon niet aan,
En vindt het zo wel fijn.

De celligen zijn verder heen:
Zij neigen zich te vervelen,
Te vermenigvuldigen door te delen.

Op eenzame hoogte, en alleen,
Als verste uithoek: daar sta jij!
Je kunt er met je hoofd niet helemaal bij.

© Danny Habets – 19 juli 2021

Ik besef mij

Ik besef dat ik mij realiseer.
Kijk, zeg jij, nou doe je het weer.

Wat is het dan dat jou irriteert?
Of is dat ergeren maar aangeleerd?

Ik erger mij dus ik besta.
Ik besef mij. Overal waar ik ga.