Motivatie

Je schrikt wat van de wirwar: draden
die onze paden kruisen, maar dat terzijde,
die van de droom zich onderscheiden
door ongenietbaar echte, fijne daden.

Het schouwspel doet bescheiden zwijgen,
en als een boze spin hang je erin.
Er is geen einde, en geen begin
aan deze prooi. Hij is niet te krijgen.

Soms hang je danig in de touwen,
omdat je iets te veel op eigen kracht
leunt: ongemotiveerd vertrouwen.

Dan heeft de vangst te weinig om het lijf,
al heeft zij wat ontroering opgebracht.
Het lijk is voor dat doel te snel verstijfd.

© Danny Habets, augustus 2023

Lichten uit!

Burlesk is dit vermaak te noemen.
Het licht gaat uit, al na drie bier.

Toch blijft juist dat buiten de boeken
(Want boeken zijn vaak dragers van verdriet).

Kom, dans met mij, versier dit bal
Met onze vlezigheid. Dit carnaval

Loopt ras ten einde. Heel mijn lijf,
Zo snel vermoeid, vergeet zijn pijn

Zodra het overmand wordt door de roes.
Aswoensdag komt dit jaar een nacht te vroeg.

© Danny Habets, augustus 2023

Bid voor ons, zondaars

Heb jij wel eens geschoten? Mooie plaatjes,
groot wild gezien? Je ogen blootgesteld
Aan roes, volledig vrij, met veel geweld?
Of sus je mij in slaap met loze praatjes?

Het stil moment suprème wordt uitgesteld
Zolang je, vlammend, in de verte tuurt
Alvorens je met volle kracht, ja vuurt!
(Zo heet en snel dat je bent kalltgestellt.)

Men leert niet schieten op de korte baan.
Nee, eerder springt een overspannen haan
Uit zijn verband en schiet zijn doel voorbij.

Misschien was toch mijn loop wat ongericht.
Mijn dood was klein, maar groots was het gezicht,
Veel groter dan begroot was – ook door mij.

© Danny Habets, eind mei 2023

Twee geloven op een kussen

Men is zo vlijtig mijn en dijn te scheiden,
dat ik wat in verwarring raak: waar staat
die naam van mij en die van jou, waar gaat
verdelen van de boedel dan toe leiden?

Wat jaren samen sliep, en toch wel aangenaam
in harmonie, en naar omstandigheden
maar weinig van slijtage had geleden,
komt nu in ander daglicht door het raam

naar binnen: dáár sta ik, een lans te breken,
een middelpunt waar het precies om draait,
maar jij ontwijkt het, zegt dat dát wel overwaait.

Contractueel heb jij te goed gekeken
naar alles wat er af te dingen viel.
Dus daarom: naar de duivel met mijn ziel!

© Danny Habets, zomer 2023

Overgave

Ik ben een kloon in ’t diepst van mijn gedachten,
vermei mijzelf met levensangst, met halfzachte
noodverbanden en ouderdomsdetentie.
Ik leef wat los van mij en mijn intentie

en lijk wel tot die dubbeling verkoren,
alleen de bisschop wil er niet van horen.
Met overgave zing ik graag een lied
voor hem, maar liegen lukt mij niet.

Ik ken de gladde, uitgebeten sporen
die onze wandelingen toebehoren:
herhaling maakt ze diep en sleets.

Altijd diezelfde weg en passen steeds.
Altijd dezelfde rondjes om de kerk.
En toch is dát het echte levenswerk.

© Danny Habets, juli 2023

Natte droom

Ik sijpel door mijzelf heen, mijn ziel
Zweet ernstig uit zijn blauwe boerenkiel.
Wat maskerade kan een mens verdragen,
Maar peilt de made dan, hoe diep men viel?

Men kan wel alles in zijn kern bevragen
En denken aan het einde van zijn dagen.
Ik sijpel door mijzelf heen, mijn ziel
Doorzichtig, giftig, geestig onvoldragen.

Neem ik een duik? Het zwembad vol belofte:
is er voldoende water voor een vis?
(Verzeker mij dan dat het nat genoeg is!)

Zo gaat het echter niet, te weinig bofte
Men met de omvang van het warme bad:
De diepte bleek een knullig zwart gat.

© Danny Habets, eind juni 2023

De Gezegende onder de vrouwen

Want vergelijken is een vorm van kijken:
Het een komt met iets anders overeen,
Maar schijnt soms schrijnend door dat andere heen,
Totdat de zwakste van de twee moet wijken.

Want alles komt van boven, alles valt
Daardoor. Op hoge toon, verongelijkt,
Doe jij alsof. Alsof je daarmee lijkt
Te willen zeggen: kijk toch, tweespalt!

Ik raak niet uitgekeken, mijn ogen vliegen
Vanuit hun donker overal – het licht
Dat zij weerkaatsen heeft geen haast.

Ja, als mijn ogen mij niet bedriegen
En ik niet voor je charmes ben gezwicht,
Bewaar mij dan de zegen voor het laatst.

© Danny Habets, mei 2023

Overboden

De stilte bij het krieken van de dag,
Als alles voor het eerst op gang komt,
Als droom nog innig samendromt
Met daad – komt als een mokerslag.

Het is juist dát moment, het stille uur:
Een auto in de verte. Een parelhoen
Die zich luidkeels roert, wat uit zijn doen.
Men speelt een overvolle partituur.

Het is slechts onrust, houd ik mij voor,
Een bij die bromt, een spin die draden
Weeft rond onverwerkte daden.

Ik let niet op, weer gaat een dag teloor
Aan muizenissen, hersenspinsels – dode
Woorden, die weinig houvast boden.

© Danny Habets, mei 2023

Vergeef ons onze onschuld

#

Men laaft zich aan het ongegeneerde –
de stemming stijgt naarmate

de driestheid toeneemt van het beweerde
en zij ons vlot tot waanzin drijft.

Extases komen slechts in fasen.
Wij zijn een bezielde automaat

en denken ons onomfloerst.
Roekeloos en bedroevend

herhalen wij wat jij begeerde,
vertalen wij de onbeheerste

zucht tot heersen, ver voorbij
de tijd. We laven ons aan razernij

en komen bij je aanblik pas
tot inkeer – en zwijgen in de nacht.

© Danny Habets, medio april 2023

Vol van genade

Vergeet mij niet te zoeken, noem mijn nomen,
want onder aan de streep leef ik alleen
zolang je mij herkent, jij gaf er één
aan mij, het stille ei dat uit moest komen.

Ik baarde bergen muizen, echter geen
bleef langer leven dan een blij moment.
Wellicht was ik tot in de grond verwend:
geen tegenvallers in het leven, niet één!

Nu reduceer mij tot een voornaamwoord,
een pronoun waar niks voornaam aan is,
maar hé, straks wordt iedereen gehoord.

Vergeet mij niet, ik eet genadebrood
waar kraak noch smaak aan is, ik mis
er weinig aan – alleen de laatste boot.

© Danny Habets, medio april 2023

Wees gegroet!

Met vriendelijke groet wil ik je laten weten
hoe heet de soep nu wordt gegeten.
In zeven sloten heb ik alles laten lopen,
maar daardoor zijn nu alle poorten open,

en kiest men consequent verkeerd de weg.
Een lichaam wordt nieuwsgierig opgedregd.
Hoe men vergadert: men zegt ja en amen.
Alleen komt het bij mij niet samen.

Want buiten vliegt een vogel erop uit.
Want zon en licht kwamen tot het besluit
om, bleekjes, duizend doden  te negeren.
Doorschijnend ben ik, keizer zonder kleren.

Met dringende groet wil ik je laten zien
hoe goed het met mij gaat, althans misschien.

© Danny Habets, begin april 2023

Ongemaskerd

Wij stoten onze neuzen soms:
Men kust te familiair bij het ontmoeten
Wie we uit een te vol hart begroeten,
Of we zeggen gewoon iets stoms.

Wat maakt het uit, dat een drankje
Ons serveert tot iets te blije gast,
Die door het plotse weerzien werd verrast
(Zijn hart werd zo licht als een sprankje).

De roes, die maakt dat ik vergeet
Wat mijn plaats is, schrikt jou af.
Wat ik lees op je gezicht, is straf

Voor mijn vermetelheid: mijn kreet
Gezien te willen worden zoals dan.
Ik stoot mijn neus zo vaak ik kan.

Danny Habets, carnaval 2023

Ode

Zal ik jou, mijn lief, bezingen
Op hoge en verheven toon
Of discussiëren over dingen
Die ons binden doodgewoon?

Waardoor gaat het pijnlijk wringen,
En verdien ik, naar het schijnt, je hoon?
Wat doet jou het raam uitspringen,
Wanneer val ik uit de toon?

Pluk de dag zeg jij, maar dagen
Zijn met moeite te verdragen
Als jij slechts schijnt bij nacht.

Helder sta je dan als ster
Aan de hemel, iets te ver
Om mij te zien, terwijl ik wacht.

© Danny Habets, februari 2023

Spiegeltje aan de wand

Zeven dwergen waren nodig
Voor een dode koningin.
Geloofde iedereen daarin,
Waren sprookjes overbodig.

Boze tongen zijn onaardig:
Moeders mooiste is hij niet.
Toch vindt zij hem als ze ‘m ziet
Heel de zure appel waardig.

Grote stappen lijken klein:
Eén gulle hap, met zorg gekozen,
En een les niet te vergeten.

Onschuld zou voor eeuwig zijn.
Appels zouden blijven blozen.
Maar gulzig wil men beter weten.

© Danny Habets, februari 2023

Uitgesneeuwd

Où est la très sage Heloïs,
Pour qui fut chastré et puis moyne
Pierre Esbaillart à Sainct-Denys?
Pour son amour eut cest essoyne.

(François Villon)

“Weleer” is weliswaar wat ouderwets, maar toch
een treffend woord, een speleding voor even tussen
een gratis lunch, meeslepend leven en het kussen
van jou, je zoetrode mond, liefst vandaag nog.

Maar waar ben jij, waar zijn de vlokken sneeuw van toen?
Je lijkt gedwarreld, verder weg dan ooit, zo wreed
ontluisterd. Wanneer werd het samen zijn te heet?
Ik had het nogmaals, vele malen willen doen!

De zon werd plots te hinderlijk, ze scheen te fel
voor gladgestreken plooien, kijk dan toch hoe snel
de sneeuw verdwijnt, die volle sneeuw van toen, “weleer”.

Nu zijn we uitgestormd, de lucht bedrieglijk klaar,
te kale vissen zwemmen in de vijver daar.
Mochten wij botsen op elkaar, ik deed het weer.

© Danny Habets, februari 2023