Drogredenen rondom de avondklok

Wie niet voor ons is, is tegen ons. Denken in binaire opposities is een hardnekkige menselijke gewoonte. Het vervelende van dit soort absolute elkaar uitsluitende tegenstellingen is, dat het de deelnemers aan discussies gijzelt.

Je behoort tot de wokisten of tot de racisten. Onzin natuurlijk, de meeste mensen zijn geen van beide en de tegenstelling is een vals dilemma. Wat er echter gebeurt, althans op de online fora en podia, is dat sommigen meegaan in de woke-frames, of er te weinig weerstand tegen bieden, uit angst om voor racist te worden uitgemaakt; anderen – wellicht uit weerzin tegen het wokisme – laten zich erg gemakkelijk verleiden tot racistische en discriminerende uitspraken, wat uiteindelijk weer de tegenpartij voedt: “Zie je wel, allemaal racisten!” Deze extremisten aan beide zijden vormen elkaars brandstof, hebben elkaar nodig, maar geen enkele discussie wordt ermee vooruit geholpen en geen enkel nader inzicht mee verkregen, terwijl de derde positie zo voor de hand ligt: gedraag je, behandel iedereen met respect, bestrijd daadwerkelijk bestaande onrechtvaardigheid en draaf niet zo door.

Ook in de discussies over de coronamaatregelen roeren twee kampen zich het heftigst: aan de ene kant de virusontkenners, bagatelliseerders (“het is maar een griepje”), geflipte dansleraren en populistische politici die om het hardst dingen om de volksgunst; aan de andere kant de gezagsgetrouwe burgers, die volledig vertrouwen op de expertise van specialisten en de oordeelkundigheid van politici. De strijd tussen deze twee uitersten is er een van alles of niets: je bent vóór of tegen de maatregelen, alle maatregelen wel te verstaan. Ook hier is er een derde positie mogelijk die veel meer voor de hand ligt, maar deze redelijkheid bedient zich minder van geschreeuw en onzin en neemt dus veel minder een plaats in binnen het maatschappelijke debat: ja, we hebben te maken met een pandemie, een voor sommige groepen gevaarlijk virus, dat voor onnodig lijden en sterfte zorgt, dus we moeten er iets aan doen. Daar staat tegenover dat niet alle maatregelen deugen. Tussen ontkenningswaanzin en paniekvoetbal is er wel degelijk een weg van verstandig, proportioneel en rechtvaardig handelen.

Lees verder

De middeleeuwen hebben het gedaan

Over een van meest succesvolle frames uit de geschiedenis. Als het om de middeleeuwen gaat, staan er in de populaire verbeelding twee uitersten tegenover elkaar. Aan de ene kant hebben we de geïdealiseerde middeleeuwen, de tijd van ridders en kastelen, toen helden nog helden waren, niet geperverteerd door droge rationaliteit en nog gevoelig voor mystiek en grootse daden, toen ‘we’ de Moren nog mores leerden, toen het leven nog eenvoudig was en de mensen nog geloofden in een allesomvattend ideaal. Dit beeld, tot bloei gekomen in de 19de-eeuwse Romantiek, is nog te zien in overzichtelijke Hollywood films en avontuurlijke jeugdboeken. Welke achtjarige raakt niet verrukt bij de avonturen van Ivanhoe en Robin Hood, of de verhalen rondom de Ridders van de Ronde Tafel? Welke tienjarige doe je geen plezier met een kasteelbezoek? Met dat romantische beeld is niets mis, zolang het de vlam van de historische verbeelding aanwakkert en (soms) een levenslange passie voor geschiedenis veroorzaakt. Als we het betreffende beeld maar niet voor ‘de’ waarheid houden.

Dit romantische, idealiserende beeld heeft een negatieve tegenhanger: de wrede en barbaarse middeleeuwen, waarin bijgeloof en onwetendheid hoogtij vierden, een individueel leven nauwelijks telde, onmenselijke lijfstraffen werden toegepast en de Kerk bepaalde wat je mocht denken en geloven. Ook dit is een populair beeld dat in ons dagelijkse taalgebruik lijkt ingebakken. Als we iets negatief willen duiden, met name als het gaat om zaken die wij vanuit ons perspectief achterhaald vinden, zoals de onderdrukking van vrouwen, ondemocratische maatregelen, barbaarsheid en vooral ‘achterlijkheid’, maar bijvoorbeeld ook als er geen wifi in de trein is, dan worden de middeleeuwen er heel vaak bij gehaald, zoals onderstaande voorbeelden op Twitter laten zien. Lees verder

Democratie en rechtstaat – de bedreigende paradox

Laten we beginnen met een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Democratie en rechtstaat(1) zijn twee verschillende dingen. Democratie gaat over hoe wetgeving tot stand komt, over hoe wordt bepaald wie de boven ons gestelden zijn die invulling geven aan wetgeving en bestuur. Rechtstaat gaat over de rechten van de individuele burger: menswaardige, eerlijke behandeling, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, bescherming tegen willekeur van overheid en bestuur, vrijwaring van “wrede en ongebruikelijke” bestraffing, kortom vooral bescherming tegen een al te machtige staat. In een rechtstaat is er o.a. een scheiding der machten: degene die wetten maakt mag/kan niet dezelfde zijn als degene die de wet moet uitvoeren of degene die rechtspreekt. Een rechtstaat hoeft niet altijd een democratie te zijn, en een democratie is niet per definitie een rechtstaat (omdat ook een democratie dwalen en mensenrechten met de voeten kan treden). Als ik moest kiezen, met het mes op de keel, dan is de rechtstaat mij dierbaarder dan de democratie.

Lees verder

Open brief aan de kroonprins

Majesteit,

Zoals wel gezegd wordt, kent Onze Lieve Heer vreemde kostgangers, maar in uw koninkrijk bevinden zich wellicht de merkwaardigste exemplaren. Hoewel sommigen onder hen momenteel wat last van tegenwind hebben, gaat het ze doorgaans heel erg voor de wind, en wel zodanig dat ze te veel tijd hebben voor allerlei meningen. Neem nu uw aanstaande koningschap.

Aan de ene kant zijn er talloze onderdanen, van het blijmoedige type, die in uw troonsbestijging niet alleen een reden zien om die dag feestelijk te zullen doorbrengen, maar die al wekenlang met ongekend enthousiasme zich storten op de voorbereiding van die dolle dinsdag, daarin ten volle gesteund door de vaderlandse media en middenstand, die – onze handelsgeest waardig – graag een graantje meepikken. Blijkbaar maakt het niet uit of het nationale elftal van Nederland meedoet in een EK of WK, of dat het land een nieuw staatshoofd krijgt, we zijn in grote mate bereid ons te hullen in oranje kledij, prullaria te kopen en op het moment suprême met vlaggetjes te zwaaien.

Aan de andere kant vinden we die onderdanen, die klaarblijkelijk “onderdaan” associëren met “onderdanigheid” en zich daar heel ongemakkelijk bij voelen. U heeft de afgelopen jaren wel kunnen ondervinden en vernemen dat ons trotse volkje allergisch lijkt voor alles wat zweemt naar hiërarchie en “onderwerping”, of dat nu “de euro” is, “Brussel”, “de multiculturele samenleving” of “de (linkse) elite”.

De merkwaardigsten onder hen zijn wel de al dan niet zelfbenoemde “intellectuelen”. Wie zich een beetje ontwikkeld waant, kan onmogelijk voor het koningschap zijn! Het merkwaardige is alleen dat, ondanks hun intellectuele capaciteiten, een heldere argumentatie meestal achterwege blijft. Zo ben ik meermaals gestuit op de dooddoener “het is 2013” – er bestaat zelfs een website onder die naam, waar men ook nog eens beeldige anti-monarchie prullaria kan bekomen en workshops kan volgen met titels als “je mening uiten”. Dan weet u wel hoe laat het is, Majesteit. Om een ander gewaardeerd onderdaan te citeren: “Het aardige van een monarchie is dan weer dat ook alle kleine geestjes zich ineens heel kritisch kunnen wanen.” (@jdsnel). Met overigens risicoloze symboolmeningen, want zelfs de meest “kritische” uitingen staan in uw koninkrijk niet bloot aan het gevaar van vervolging.

De constatering “het is 2013” ziet men klaarblijkelijk als een evidentie in zichzelf, alsof een jaartal of tijdstip op zichzelf een argument vormt tegen de monarchie als staatsvorm. Ik vermoed dat u dat even merkwaardig vindt als ondergetekende. Met enig inlevingsvermogen zouden we erin kunnen lezen dat deze mensen de monarchie als staatsvorm “verouderd”, “achterhaald” of “ouderwets” (als sjieke republikein zeg je natuurlijk “een anachronisme”) vinden. Dat is een duidelijke mening maar nog steeds geen argument. Het is een redenering van het type: ik lust het niet omdat ik het niet lekker vind. Bovendien is de stelling op zichzelf behoorlijk aanvechtbaar. Wanneer is een staatsvorm verouderd? Heeft dat met leeftijd te maken of met specifieke kenmerken? De Griekse stadsstaten gingen ons al ca. 2500 jaar geleden voor met de democratie, maar toch zullen weinig mensen geneigd zijn de democratie een verouderde staatsvorm te noemen. Sterker nog: er bestaan partijen die alleen nog maar meer “directe democratie” zouden willen en de stem des volks nog harder willen doen doorklinken. Met gekkigheden als gekozen burgemeesters en referenda (volksraadplegingen) over onderwerpen waar een groot deel van dat volk in de verste verte geen verstand van heeft. Ik dwaal af.

Misleidend is ook dat in discussies veelal democratie tegenover de monarchie wordt geplaatst, terwijl de tegenstelling die is tussen monarchie en republiek (met als kenmerkend verschil: erfopvolging dan wel gekozen staatshoofd). Beide republiek en monarchie kunnen democratisch zijn ingericht, Nederland heeft een parlementair-democratische constitutionele monarchie waarin de scheiding der machten tot op heden behoorlijk wordt gerespecteerd. Tegenover democratie staan vormen als aristocratie, plutocratie en tirannie.

Ook lijkt er achter de wat modieuze tegenstand tegen de monarchie het idee te schuilen dat een republiek “democratischer” zou zijn. Met de huidige invulling van het koningschap is, ten eerste, het nog maar de vraag of afschaffing of verdere devaluatie van het koningschap voelbaar/merkbaar tot “meer democratie” zou leiden; en ten tweede, of we als volk en individu van (nog) meer democratie ook gelukkiger worden. Men kweekt zich hieromtrent maar al te makkelijk valse illusies – het is dan ook niet verbazingwekkend dat bij uitstek populistische partijen zich als valse profeten van deze leer opwerpen.

Een meer valide argument tegen het koningschap zou kunnen zijn, dat wij, de meerderheid van het Nederlandse volk (gesteld dat dat zo zou zijn), het verstandiger vinden om zelf periodiek een staatshoofd te kiezen en dat het “niet eerlijk” is dat u die positie louter toekomt vanwege uw geboorte – kortom dat opvolging een kwestie van erfopvolging is. In de wereldgeschiedenis zijn inderdaad voorbeelden te vinden van erfopvolging waar het betreffende land bepaald ongelukkiger van werd. Er kwam dan een kind, een idioot of een machtswellusteling op de troon. Dat staat een land niet zo mooi, en deze staatshoofden hadden soms ook behoorlijke invloed op het welzijn van hun onderdanen. Dat laatste is, in Nederland, gelukkig zo goed als onmogelijk. De vraag is dan ook of een ceremonieel presidentschap zoveel verschilt van een ceremonieel koningschap, qua effect. De discussie over “ceremonieel koningschap” is overigens licht komisch, want het koningschap is in Nederland al in hoge mate ceremonieel. Wat ik u eigenlijk probeer te vertellen, Majesteit, is dat u al zo weinig te vertellen hebt, en daarbij ook nog ongelooflijk op uw tellen en woorden moet passen. Ik benijd u niet.

Overigens zijn er ook voorbeelden te vinden van “gekozen” staatshoofden, waarbij het resultaat aanzienlijk te wensen over laat. Met name onze vrienden de Amerikanen hebben er een speciaal talent voor om af en toe een heel verkeerde, soms zelfs gevaarlijke, president te kiezen, en ook de Fransen hebben wel eens een gekozen schurk aan het hoofd gehad. Verkiezingen lenen zich nu eenmaal goed voor demagogie; een aantal Latijns-Amerikaanse landen kan daar goed over meepraten. In landen als Duitsland en Italië is het presidentschap ceremoniëler (en in elk geval minder politiek) van aard. Daar gaat de strijd om de gekozen regeringsleider (premier, kanselier) en zoals bijvoorbeeld Italië wel eens heeft laten zien, hoeft ook dat geen gelukkige keuze op te leveren. Het al of niet gekozen zijn vormt geen garantie voor de kwaliteit van een staatshoofd of regeringsleider.

Het aardige, inderdaad, van een ceremonieel staatshoofd is, dat dit minder onderhevig is aan de waan van de dag en partijpolitiek gekibbel, maar zoals gezegd is het dan een beetje lood om oud ijzer of iemand via verkiezingen dan wel middels erfopvolging het staatshoofd is geworden. Het probleem is dat in Nederland “ceremonieel” een lage status heeft, dat uw onderdanen weinig ophebben met ritueel en protocol – vandaar dat u zich in HET interview wel moest haasten met te zeggen dat u geen protocol-fetisjist bent. Dat heeft u goed gezien, hoe jammer het ook is. We leven in een land en tijd waarin je vooral dient aan te tonen “hoe gewoon” je wel niet bent (gebleven ook nog!).

Een ander, veelgehoord en mogelijk geldig, argument tegen het koningschap is dat het zoveel geld kost. In die argumentatie zit een beetje de rancune van de kruidenier, maar laten we even bekijken wat zij waard is. Nu heb ik van geldzaken weinig verstand, maar ik ben benieuwd of een republiek nu zoveel goedkoper zou zijn (doorgerekend naar kosten in de hele maatschappij), met zijn periodieke (vierjaarlijkse?) verkiezingen en fondsenwervingen en minstens zo schimmige invloedssferen. Ook hier doemt onwillekeurig het scenario op, zoals in de Verenigde Staten, waarbij men direct na de beëdiging van de nieuwe president, al weer begint met de campagne voor de volgende keer. Een zittende president die herkozen wenst te worden moet bovendien al na drie jaar serieus op campagne gaan en kan dus in zijn laatste jaar van de eerste termijn niet echt meer sturing geven aan zijn regering en nieuw beleid. Hoe duur pakt dat niet uit?

Maar goed, als een meerderheid zou vinden dat de monarchie te duur is, dan is het nog altijd mogelijk om u en uw familieleden te korten op de uitkering, zorgpremies inkomensafhankelijk te maken, erfbelasting op te schroeven en meer van dat al. Erg sjiek vind ik dat persoonlijk niet, maar het kan. Wat mij betreft mag een vorstenhuis een zeker cachet hebben (we smijten voor wel grotere onzin geld over de balk), dat wel degelijk afstraalt op zijn bevolking. Onze calvinistische en op efficiëntie en portemonnee gerichte aard heeft elders al zoveel charme in het leven afgeroomd. Nu is dat laatste aan dovemansoren gericht, want u zult “charme” in ons land zelden als reden of argument horen gebruiken. We zijn een weinig esthetisch volkje.

Natuurlijk: we vinden het niet eerlijk dat iemand meer geld, aanzien en (mogelijk) invloed heeft dan zijn medeburgers, en al zeker niet als dat gebaseerd is op erfopvolging in plaats van “eigen verdienste” (en dat terwijl niets zo erfelijk is als het talent om iets van je leven te maken, om verdienstelijk te zijn). Dat brengt me overigens tot de gedachte dat we in de praktijk eerder leven in een meritocratie dan een democratie, onder het regime van de nuchtere nuttigheid. Gij zult werken in het zweet uws aanschijns, en o wee als dat voor de anderen een luizenbaantje lijkt! “Waarom hij wel en ik niet,” ligt velen in de mond bestorven.

Beste Majesteit, ik ga afronden. Wat ik persoonlijk vind van het koningschap? Ik geloof niet, gekeken naar andere westerse democratieën in omliggende landen, dat ik in een republiek meer of minder gelukkig zou zijn. Ik geloof ook niet dat mijn opvattingen een sterk pleidooi vormen voor het instellen van een erfelijk koningschap, hoogstens voor handhaving van de status quo, voor behoud van een mooi stuk traditie. Ik vind de argumenten van de voorstanders van afschaffing van de monarchie niet echt steekhoudend. Hoewel niet vrij van schandalen heeft uw familie het koningschap de laatste 200 jaar redelijk goed op zich genomen. Van en namens mij mag u op de troon. Zoals gezegd benijd ik u niet, want ik kan me geen onvrijer positie bedenken dan die van de koning. Met al die ondankbare onderdanen zou ik, in uw plaats, dan ook zelf voor de eer bedanken. Het ga u goed.

Hoogachtend,

Danny Habets

 

 

Erfenissen van de Verlichting

Over enkele erfenissen van de Verlichting en een herbezinning op liberalisme

De emancipatie van het individu is een van de grootste zegeningen van de Verlichting; het is ook een van de grootste rampen door de Verlichting voortgebracht.

Liberalen op zoek naar hun bronnen komen op een zeker moment uit bij de Europese Verlichting, een omwenteling in het denken, die het einde inluidde van de bevoogding van het individu door wereldlijke maar vooral ook geestelijke machthebbers. Het Duitse woord Aufklärung is eigenlijk nog mooier omdat er de associatie van “opklaringen” (na de regen en mist van middeleeuwen en vroegmoderne tijd) in zit.

 

Liberalisme of kapitalisme?

Op politiek gebied zou dit consequent doorredenerend moeten leiden tot een grotere mate van vrijheid van meningsuiting, op moreel gebied een grotere mate van gewetensvrijheid van het individu. Dat liberalisme later in Westerse landen geïdentificeerd werd met kapitalisme en vice versa is begrijpelijk, maar ligt toch niet zo voor de hand als dat het lijkt. Niet-adellijke burgers uit de bovenste sociaaleconomische bevolkingslagen hadden het meeste belang bij vrijheid (al moest die dan vooral worden begrepen als de vrijheid van handelen en ondernemen met zo weinig mogelijk belemmeringen) en waren dus als kapitalisten grote pleitbezorgers van het liberale gedachtengoed. Mensen die harder moesten vechten voor hun dagelijkse overleving, hadden er iets minder direct belang bij. “Erst kommt das Fressen und dann die Moral” (Bertolt Brecht). Het is ook de reflex die je wel eens ziet in Oost-Europese landen waar het communisme als staatsinrichting is weggevallen: een niet te verwaarlozen groep “gewone” mensen verlangt terug naar de (tirannieke) tijden van weleer, want er was toen duidelijkheid, zekerheid en eten.

Lees verder

Couperus en de theosofie

Over het verhaal ‘Jahve’

In 1903 verscheen een merkwaardig boekje bij L.J. Veen te Amsterdam, getiteld God en goden. Louis Couperus bundelde hierin twee mythologische verhalen, die eerder in Groot-Nederland van dat jaar waren voorgepubliceerd: ‘Jahve’ en ‘De zonen der zon’. Vooral het eerste verhaal, dat eigenlijk vrij onbekend is, blijkt een interessant perspectief te openen op het schrijversschap van Couperus, omdat hier onverhulder dan in andere werken de invloed van de rond 1900 opkomende nieuwe mystiek blijkt. Bij nauwkeurige lezing blijkt het scheppingsverhaal ‘Jahve’ namelijk een aantal theosofische en gnostische ideeën en motieven te bevatten.

Lees hier het gehele artikel.

© Danny Habets, 1997 , 2011.

Mystiek in “Van oude menschen…”

Een van de aspecten die in studies over Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan… het meest veronachtzaamd is, is de rol van de godsdienst. Dit is enigszins merkwaardig omdat de gehele cultuur rond 1900 wordt gekenmerkt door een religieuze, of althans spirituele revival. Mystiek en ‘het hogere’ staan weer volop in de belangstelling bij kunstenaars.

Zelfs in een schijnbaar sterk naturalistisch getinte roman als Van oude menschen duiken op verschillende plaatsen plotseling religieuze elementen op. In dit artikel wil ik mij in de eerste plaats op Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan… richten, om de bevindingen vervolgens in een breder kader proberen te plaatsen.

Lees hier het volledige artikel.

© Danny Habets, 1995.

 

Opmerking: mijn artikel dateert uit de jaren 1995-1996 en is, behalve als werkstuk, nooit eerder gepubliceerd. De inzichten van Maarten Klein, ‘Wist een mensch ooit iets…’ Van oude menschen in nieuw licht, in het Couperus Cahier X uit 1998 zijn in mijn stuk dus niet verwerkt. Het artikel van Klein is eveneens online te raadplegen bij het digitale tijdschrift Neder-L.

 

“Zodat ik in mijn leegte stap”

Over De witte sjamaan van H.C. ten Berge

Vanuit het niets doemt een landschap op, een landschap dat bovendien zelf weer uit niets blijkt te bestaan. Sneeuw en ijs lijken de enige compo­nenten. Dat is een gebied waar de dichter zich thuis moet voelen, voorbij de wereld, zowel letterlijk als figuurlijk. Letterlijk: het ijslandschap van het niets. En daaraan verbonden, figuurlijk: het land van de sjamaan. My­thisch en mystisch bestaan.

Dit niets, het witte landschap, is ook het lege, witte papier, en in dit opzicht is de dichter verwant aan de sja­maan: de geest is helemaal leeg gemaakt, om die andere wereld toe te laten, de wereld van de verbeel­ding. Vanuit het niets, vanuit deze leegte kan met behulp van de creativi­teit een storm van beelden groeien, een waas van ingevuld landschap of evengoed eeuwigheid.

Lees verder