Moord in de morgen

Door de ramen sijpelt vocht. De ochtend
spreekt door kieren en kozijnen.
Steeds weer lijken te verdwijnen
Dromen, die om het hardste vochten.

Lees: het langzaam wegkwijnen
van wat dierbaar was, de tochten
door de uiterwaard, de bochten
die de zon doen schijnen.

Welke dood moest ik verduren,
welke regels richtten deze gure
schijnvertoning, dit ontgaan?

Kunnen wij de staf breken?
Kunnen wij wel iets bespreken
wat wij nauwelijks verstaan?

© Danny Habets, oktober 2022

Lippendienst

In een stationwagen word ik
Afgevoerd. Ik schrik
van het toneelstuk dat wordt
opgevoerd. Het is te kort.

Ik wil nog zoveel dingen,
een vrolijk Paaslied zingen,
en veel lamento’s horen,
nog lang niet toe aan eng’lenkoren.

Dit geeft wel te denken: een mis
waarin men zich vergist.
Het vroege tijdstip onverdiend.

Bewijs ik jou een dienst,
Al is het met de lippen,
Laat je mij dan ook niet glippen?

© Danny Habets, oktober 2022

Ervaring

Genezen is beter dan voorkomen
want anders is er niet geleefd

schade en schande zijn broodnodig
zolang er niet gegeten wordt

(in de maag pas wordt men wijzer,
in de darmen krijgt men spijt)

laat dus het brood tot mij komen
een slechte bekomst is pas feitelijk

als de spiegel waarvoor je staat
niet over zijn nek gaat

© Danny Habets, september 2022

Ganzen in formatie

Is het weer zover?
Dat ganzen ons erop wijzen?

Hun krijten doet verstijven
het venijn van de hoop

verwachtingen. Hun bericht
is stichtend, zij delen in formatie

mee wat wij al weten.

Zij ontvluchten hier de herfst,
maar ook wat vliegt bederft!

© Danny Habets, september 2022.

Gebroken wit

Ben ik gekleurd genoeg,
Voor de rechtvaardiging van een bestaan?
Of houd je altijd je groene vinkjes
Beschuldigend tegen me aan?

Mijn huid is vijftig tinten: van roze
Tot lichtbruin, gevlekte snit.
Toch zie jij, met hetzelfde rode bloed,
Mij hardnekkig als te breken ‘wit’.

Natuurlijk kunnen wij kleuren lezen,
Wij zien de letters van je leed.
Maar minst van alles zijn wij wit of zwart.

Zijn wij niet allen eenzame ikken?
Een keuze: in onze verdeeldheid stikken,
Of een feest dat de verbeelding tart?

De vlag halfstok

Je bent een mispunt
met je flanelletje en je fondsbril
een frik van de fröbelschool
met je appelflauwtes
                je boordeknoopje
                je directoire
                (oh la la!)

verwacht je een klabak
een kolenboer met zulke kolenschoppen
                die in zijn jekker
                de handkar trekt
zijn pilo of plusfour op halfzeven
maar mieters op zijn tijd?

ik kan je nu al zeggen
geen boudoir met antimakassars
(de canapé, de asla nog niet meegerekend)
                zal mij verleiden
                voorbij je vestibule
                te verwijlen

al kookt de melk over
al vliegt de Hollander
al speel je met je sokophouder

© Danny Habets, december 2021

Triptiek

Een gedicht in drie panelen

(1 – linkerpaneel)

als een bol zonder einde, begrijpelijk en voelbaar
zolang men niet beweegt
de tranen wist
men de korrels van zijn jas veegt

driemaal drie is negen
zolang men niet beweegt
en ieder zingt zijn eigen lied
(o, de muziek der sferen)

of zien we iets
vierkant over het hoofd
dronken van het draaien
de kwadratuur van het heilig vuur?

(2 – middenpaneel)

omdat dit punt in de ruimte bevriest
tijdelijk tijdloos: het vuur verliest

zijn zuurstof, waardoor men opbrandt
in zichzelf, moment zonder momentum (zoals

het klokje overal tikt
en men dus nergens thuis is)

zodra de bron ontwaakt watert hij
met volle teugen omlaag

de steen wil niet meer deugen,
volledig uitgewoond

(3 – rechterpaneel)

zodat men dwaalt en verdwaald raakt
(het licht scheert even voorbij, de tijd

was er rijp voor). Nu, verblind
door zijn helderheid

zwerf je zonder zicht
door het labyrint:

het middelpunt overal,
en de omtrek nergens

© Danny Habets – 2021

Demonisch

Een jongen was ik
die met het meisje speelde

Een meisje was ik
Dat de jongen bespeelde

Ook bloeide ik, bloedend

Ook sprong ik
Als een vliegende vis

Een zwemmende vogel
In volle vaart

uit de zee omhoog,
Maar onbewogen

© Danny Habets – ergens in juli 2021, naar een fragment van Empedokles.

Steen der wijzen

#

Laat de steen maar aan zichzelf denken.
Hij heeft immers alle tijd,
raakt het spoor niet bijster en kwijt
Zich uitstekend van zijn zijn.

De plant zal geen gedachte schenken
Aan mijn of jouw bestaan.
Hij denkt er gewoon niet aan,
En vindt het zo wel fijn.

De celligen zijn verder heen:
Zij neigen zich te vervelen,
Te vermenigvuldigen door te delen.

Op eenzame hoogte, en alleen,
Als verste uithoek: daar sta jij!
Je kunt er met je hoofd niet helemaal bij.

© Danny Habets – 19 juli 2021

Drogredenen rondom de avondklok

Wie niet voor ons is, is tegen ons. Denken in binaire opposities is een hardnekkige menselijke gewoonte. Het vervelende van dit soort absolute elkaar uitsluitende tegenstellingen is, dat het de deelnemers aan discussies gijzelt.

Je behoort tot de wokisten of tot de racisten. Onzin natuurlijk, de meeste mensen zijn geen van beide en de tegenstelling is een vals dilemma. Wat er echter gebeurt, althans op de online fora en podia, is dat sommigen meegaan in de woke-frames, of er te weinig weerstand tegen bieden, uit angst om voor racist te worden uitgemaakt; anderen – wellicht uit weerzin tegen het wokisme – laten zich erg gemakkelijk verleiden tot racistische en discriminerende uitspraken, wat uiteindelijk weer de tegenpartij voedt: “Zie je wel, allemaal racisten!” Deze extremisten aan beide zijden vormen elkaars brandstof, hebben elkaar nodig, maar geen enkele discussie wordt ermee vooruit geholpen en geen enkel nader inzicht mee verkregen, terwijl de derde positie zo voor de hand ligt: gedraag je, behandel iedereen met respect, bestrijd daadwerkelijk bestaande onrechtvaardigheid en draaf niet zo door.

Ook in de discussies over de coronamaatregelen roeren twee kampen zich het heftigst: aan de ene kant de virusontkenners, bagatelliseerders (“het is maar een griepje”), geflipte dansleraren en populistische politici die om het hardst dingen om de volksgunst; aan de andere kant de gezagsgetrouwe burgers, die volledig vertrouwen op de expertise van specialisten en de oordeelkundigheid van politici. De strijd tussen deze twee uitersten is er een van alles of niets: je bent vóór of tegen de maatregelen, alle maatregelen wel te verstaan. Ook hier is er een derde positie mogelijk die veel meer voor de hand ligt, maar deze redelijkheid bedient zich minder van geschreeuw en onzin en neemt dus veel minder een plaats in binnen het maatschappelijke debat: ja, we hebben te maken met een pandemie, een voor sommige groepen gevaarlijk virus, dat voor onnodig lijden en sterfte zorgt, dus we moeten er iets aan doen. Daar staat tegenover dat niet alle maatregelen deugen. Tussen ontkenningswaanzin en paniekvoetbal is er wel degelijk een weg van verstandig, proportioneel en rechtvaardig handelen.

Lees verder

Ik besef mij

Ik besef dat ik mij realiseer.
Kijk, zeg jij, nou doe je het weer.

Wat is het dan dat jou irriteert?
Of is dat ergeren maar aangeleerd?

Ik erger mij dus ik besta.
Ik besef mij. Overal waar ik ga.

De kroon op het werk

Al zat ik op de Eiffeltoren 
Dan nog kon je me horen 

Schreeuwen. Het is toch God
geklaagd hoe kapot. 

Tingeltangel, bange mensen
Die naar buiten wensen.

Met een kap over je kop
Geeft men je op.

Niet de allerlaatste groet.
Zonder knuffel eeuwig slapen.

Met minder mensen. Naar bed
In mindere mate.

© Danny Habets, maart 2020